Gambia, officieel de Republiek Gambia, is een land in West-Afrika.
De geschreven geschiedenis van Gambia begint in de 15e eeuw, als de Portugezen een handelspost op een eiland in de Gambia-rivier stichten. Van de tijd die daaraan voorafgaat, is weinig bekend. Ongeveer 500 jaar v. Chr. maakt de Carthaagse admiraal Hanno voor het eerst melding van de Gambia-rivier.
Gambia is het kleinste land van Afrika en bestaat uit een tamelijk smalle strook langs de Gambia-rivier, zo'n 250 kilometer lang en slechts enige tientallen kilometers breed.
Het land grenst aan drie kanten aan Senegal en aan één kant aan de Atlantische Oceaan, een kustlijn met witte mooie zandstranden.
Banjul is de hoofdstad van Gambia en de internationale luchthaven Yundum ligt nabij Banjul.
Met een oppervlakte van 11300 vierkante kilometer is Gambia ongeveer één vijfde van Nederland en België samen.
Het inwoneraantal van Gambia is circa 1.6 miljoen, waarvan ongeveer 400.000 in of rondom Serrekunda wonen. Er leven veel stammen in Gambia zo'n 15, maar ze spreken ongeveer 30 verschillende talen. De belangrijkste stammen zijn de Madinka's, de Wolofs, de Fula's en de Jola's. Maar de spreek-en voertaal is Engels, omdat het een Britse Kolonie was. Gambia is bekend om de slavernij. Denk maar een aan de film Roots, waar Kunte Kinte, de belangrijkste slaaf in de geschiedenis zijn leven toont.
De families wonen vaak samen in leefgemeenschappen, de zogenaamde "compounds". Het kan wel oplopen tot 30 personen. Doordat de zorgzame mentaliteit en de gewoontes zo Familiair zijn en er weinig inkomsten zijn, gaat de jongste groep kinderen vaak niet naar school. Van de familie is er vaak maar één persoon die werk heeft, deze neemt alle verantwoordelijkheid op zich. Meer dan 61% van de bevolking leeft onder de armoedegrens volgens de Verenigde Naties.
Een kwart van de bevolking heeft hun educatie afgemaakt, er is geen leerplicht in Gambia, dat betekent dat veel kinderen pas op latere leeftijd instromen in onderwijs.
De overheid heeft alleen enkele primary scholen en highschool-scholen. De Nursery's zijn allemaal privé of dorpsscholen, maar deze staan wel onder controle van de overheid en moeten ook aan de algemene educatie eisen voldoen. Ze krijgen geen enkele materiele en/of financiële steun. Hooguit twee keer per jaar mogen de leraren op een soort informatiedag komen om de nieuwste methode en les-geef-regels aan te horen. Daarom is er een ECD Board in het leven geroepen , Early Childhood Development. Deze steunen de nursery scholen en staan in nauw contact met het ministerie van onderwijs
De economie van Gambia behoort tot de zwakste in de wereld. De Gambiaanse economie is voornamelijk een agrarische. Belangrijkste exportproducten vormen nog steeds pinda’s en pindaproducten als pindaolie en veevoer. Deze monocultuur betekent dat Gambia sterk afhankelijk is van de pindaprijzen op de wereldmarkt en daardoor heeft de economie een wankele basis. Met steun van voornamelijk Britse ontwikkelingsgelden wordt geprobeerd de productiemethoden te verbeteren en de verbouw van andere gewassen te stimuleren. De nadruk ligt op de ontwikkeling van de landbouw en irrigatie van de moerassen rond de Gambia-rivier. Er worden verder nog kleine hoeveelheden specerijen, papaja’s, mango’s, katoen, gierst, bananen en palmboomproducten geëxporteerd. De meeste landbouwproducten, zoals granen, worden echter voor binnenlands gebruik geteeld. Belangrijke handelspartners wat de uitvoer betreft zijn voor Gambia Guinee-Bissau, Groot-Brittannië, Nederland, Frankrijk, Mali en Senegal. Andere belangrijke exportproducten zijn vis en visproducten, met name gedroogde vis, die voor het grootste gedeelte naar landen in de regio gaan. 25% van het nationaal inkomen is op dit moment afkomstig van de toeristenindustrie. Met name de kuststrook wordt steeds verder ontwikkeld ten behoeve van het toerisme. Het toerisme begon in het midden van de jaren zestig op gang te komen. In de jaren 80 en 90 groeide het toerisme elk jaar ongeveer tien procent. Veel goederen en producten worden geïmporteerd, met name voedings- en genotmiddelen, maar ook machines, oliën en vetten, chemische producten en textiel. De meeste werkende mensen in Gambia hebben twee bronnen van inkomsten. Ten eerste een officiële baan en ten tweede inkomsten uit de verkoop van met name zelf geteelde landbouwproducten. Bijna 500.000 mensen verdienen aan de markthandel en 150.000 daarvan hebben een bedrijfje of winkeltje. Voor de zeevaart is alleen de haven Banjul aan de monding van de Gambia-rivier van belang; de rivier is vooral belangrijk voor de binnenvaart. Van de wegen (2386 km in totaal) is 750 km het hele jaar door te berijden. Er lopen twee routes van west naar oost door Gambia. Een ervan loopt ten noorden van de Gambia-rivier en is onverhard. De andere route loopt ten zuiden van de Gambia-rivier en is verhard.
Gambia is een tropische, veelzijdige vakantiebestemming met mooie zonovergoten stranden, aangename hotels en lodges. Naast zon, zee en prachtige stranden is er nog veel meer te beleven op deze tropische bestemming, een uitstapje in de schitterende mangrove natuur met de flora en fauna of naar het prachtige binnenland waar de echte Gambiaanse cultuur voor het oprapen ligt.
Het mogelijk maken en bevorderen van basisonderwijs is de eerste stap tot ontwikkeling van de allerarmsten.
Na het basisonderwijs willen wij deze mensen blijven ondersteunen in vervolgtrajecten middels coaching, microkredieten of studiebeurzen.
Wij willen de mensen die wij helpen betrokken houden door een deel van hun tijd terug te laten geven in de vorm van begeleiding van nieuwe studenten of startende ondernemers.
Wij willen een positieve christelijke boodschap uitdragen door, belangeloos, praktische hulp, zichtbaar te maken en uit te voeren. Dit zonder onderscheid te maken tussen religie of afkomst.